Lidwoord voor pand

1

het pand o

garantie, gebouw, onderpand
aanwijzend voornaamwoord
dit pand, dat pand

dichtbij dit pand

verder weg dat pand

betrekkelijk voornaamwoord
het pand dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun pand
onbepaald voornaamwoord
elk pand
buigings-e
het grote pand, een groot pand
2

het/de pand o+m

deel, slip
aanwijzend voornaamwoord
dit pand, dat pand

dichtbij dit pand

verder weg dat pand

betrekkelijk voornaamwoord
het pand dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun pand
onbepaald voornaamwoord
elk pand
buigings-e
het grote pand, een groot pand

aanwijzend voornaamwoord
deze pand, die pand

dichtbij deze pand

verder weg die pand

betrekkelijk voornaamwoord
de pand die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun pand
onbepaald voornaamwoord
elke pand
buigings-e
de grote pand, een grote pand

Woorden die lijken op pand