Lidwoord voor beëlzebub

1

de beëlzebub m

aanwijzend voornaamwoord
deze beëlzebub, die beëlzebub

dichtbij deze beëlzebub

verder weg die beëlzebub

betrekkelijk voornaamwoord
de beëlzebub die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun beëlzebub
onbepaald voornaamwoord
elke beëlzebub
buigings-e
de grote beëlzebub, een grote beëlzebub