Lidwoord voor bejaardenhuis
1
het bejaardenhuis o
aanwijzend voornaamwoord
dit bejaardenhuis, dat bejaardenhuis
dichtbij dit bejaardenhuis
verder weg dat bejaardenhuis
betrekkelijk voornaamwoord
het bejaardenhuis dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun bejaardenhuis
onbepaald voornaamwoord
elk bejaardenhuis
buigings-e
het grote bejaardenhuis, een groot bejaardenhuis