Lidwoord voor bejaardenhulp
1
de bejaardenhulp m/v
aanwijzend voornaamwoord
deze bejaardenhulp, die bejaardenhulp
dichtbij deze bejaardenhulp
verder weg die bejaardenhulp
betrekkelijk voornaamwoord
de bejaardenhulp die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun bejaardenhulp
onbepaald voornaamwoord
elke bejaardenhulp
buigings-e
de grote bejaardenhulp, een grote bejaardenhulp