Lidwoord voor bindweefsel
1
het bindweefsel o
aanwijzend voornaamwoord
dit bindweefsel, dat bindweefsel
dichtbij dit bindweefsel
verder weg dat bindweefsel
betrekkelijk voornaamwoord
het bindweefsel dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun bindweefsel
onbepaald voornaamwoord
elk bindweefsel
buigings-e
het grote bindweefsel, een groot bindweefsel