Lidwoord voor duin
1
het/de duin o+v(m)
heuvel
aanwijzend voornaamwoord
dit duin, dat duin
dichtbij dit duin
verder weg dat duin
betrekkelijk voornaamwoord
het duin dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun duin
onbepaald voornaamwoord
elk duin
buigings-e
het grote duin, een groot duin
aanwijzend voornaamwoord
deze duin, die duin
dichtbij deze duin
verder weg die duin
betrekkelijk voornaamwoord
de duin die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun duin
onbepaald voornaamwoord
elke duin
buigings-e
de grote duin, een grote duin
2
het duin o
waterkering
aanwijzend voornaamwoord
dit duin, dat duin
dichtbij dit duin
verder weg dat duin
betrekkelijk voornaamwoord
het duin dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun duin
onbepaald voornaamwoord
elk duin
buigings-e
het grote duin, een groot duin