Lidwoord voor bouwvakker
1
de bouwvakker m
aanwijzend voornaamwoord
deze bouwvakker, die bouwvakker
dichtbij deze bouwvakker
verder weg die bouwvakker
betrekkelijk voornaamwoord
de bouwvakker die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun bouwvakker
onbepaald voornaamwoord
elke bouwvakker
buigings-e
de grote bouwvakker, een grote bouwvakker