Lidwoord voor deel
1
het deel o
aandeel, boeken, eenheid
aanwijzend voornaamwoord
dit deel, dat deel
dichtbij dit deel
verder weg dat deel
betrekkelijk voornaamwoord
het deel dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun deel
onbepaald voornaamwoord
elk deel
buigings-e
het grote deel, een groot deel
2
de deel v(m)
ruimte
aanwijzend voornaamwoord
deze deel, die deel
dichtbij deze deel
verder weg die deel
betrekkelijk voornaamwoord
de deel die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun deel
onbepaald voornaamwoord
elke deel
buigings-e
de grote deel, een grote deel