Lidwoord voor diadeem
1
het/de diadeem o+m
aanwijzend voornaamwoord
dit diadeem, dat diadeem
dichtbij dit diadeem
verder weg dat diadeem
betrekkelijk voornaamwoord
het diadeem dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun diadeem
onbepaald voornaamwoord
elk diadeem
buigings-e
het grote diadeem, een groot diadeem
aanwijzend voornaamwoord
deze diadeem, die diadeem
dichtbij deze diadeem
verder weg die diadeem
betrekkelijk voornaamwoord
de diadeem die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun diadeem
onbepaald voornaamwoord
elke diadeem
buigings-e
de grote diadeem, een grote diadeem