Lidwoord voor doodsoorzaak
1
de doodsoorzaak v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze doodsoorzaak, die doodsoorzaak
dichtbij deze doodsoorzaak
verder weg die doodsoorzaak
betrekkelijk voornaamwoord
de doodsoorzaak die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun doodsoorzaak
onbepaald voornaamwoord
elke doodsoorzaak
buigings-e
de grote doodsoorzaak, een grote doodsoorzaak