Lidwoord voor engel
1
de engel m
aanwijzend voornaamwoord
deze engel, die engel
dichtbij deze engel
verder weg die engel
betrekkelijk voornaamwoord
de engel die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun engel
onbepaald voornaamwoord
elke engel
buigings-e
de grote engel, een grote engel