Lidwoord voor geneeskracht
1
de geneeskracht v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze geneeskracht, die geneeskracht
dichtbij deze geneeskracht
verder weg die geneeskracht
betrekkelijk voornaamwoord
de geneeskracht die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun geneeskracht
onbepaald voornaamwoord
elke geneeskracht
buigings-e
de grote geneeskracht, een grote geneeskracht