Lidwoord voor getijdenboek
1
het getijdenboek o
aanwijzend voornaamwoord
dit getijdenboek, dat getijdenboek
dichtbij dit getijdenboek
verder weg dat getijdenboek
betrekkelijk voornaamwoord
het getijdenboek dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun getijdenboek
onbepaald voornaamwoord
elk getijdenboek
buigings-e
het grote getijdenboek, een groot getijdenboek