Lidwoord voor hiv
1
het hiv o
aanwijzend voornaamwoord
dit hiv, dat hiv
dichtbij dit hiv
verder weg dat hiv
betrekkelijk voornaamwoord
het hiv dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun hiv
onbepaald voornaamwoord
elk hiv
buigings-e
het grote hiv, een groot hiv