Lidwoord voor huiswerk
1
het huiswerk o
aanwijzend voornaamwoord
dit huiswerk, dat huiswerk
dichtbij dit huiswerk
verder weg dat huiswerk
betrekkelijk voornaamwoord
het huiswerk dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun huiswerk
onbepaald voornaamwoord
elk huiswerk
buigings-e
het grote huiswerk, een groot huiswerk