Lidwoord voor imam
1
de imam m
aanwijzend voornaamwoord
deze imam, die imam
dichtbij deze imam
verder weg die imam
betrekkelijk voornaamwoord
de imam die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun imam
onbepaald voornaamwoord
elke imam
buigings-e
de grote imam, een grote imam