Lidwoord voor indruk
1
de indruk m
aanwijzend voornaamwoord
deze indruk, die indruk
dichtbij deze indruk
verder weg die indruk
betrekkelijk voornaamwoord
de indruk die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun indruk
onbepaald voornaamwoord
elke indruk
buigings-e
de grote indruk, een grote indruk