Lidwoord voor internetadres
1
het internetadres o
aanwijzend voornaamwoord
dit internetadres, dat internetadres
dichtbij dit internetadres
verder weg dat internetadres
betrekkelijk voornaamwoord
het internetadres dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun internetadres
onbepaald voornaamwoord
elk internetadres
buigings-e
het grote internetadres, een groot internetadres