Lidwoord voor jodendom
1
het jodendom o
aanwijzend voornaamwoord
dit jodendom, dat jodendom
dichtbij dit jodendom
verder weg dat jodendom
betrekkelijk voornaamwoord
het jodendom dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun jodendom
onbepaald voornaamwoord
elk jodendom
buigings-e
het grote jodendom, een groot jodendom