Lidwoord voor heidendom
1
het heidendom o
aanwijzend voornaamwoord
dit heidendom, dat heidendom
dichtbij dit heidendom
verder weg dat heidendom
betrekkelijk voornaamwoord
het heidendom dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun heidendom
onbepaald voornaamwoord
elk heidendom
buigings-e
het grote heidendom, een groot heidendom