Lidwoord voor kinderkoor
1
het kinderkoor o
aanwijzend voornaamwoord
dit kinderkoor, dat kinderkoor
dichtbij dit kinderkoor
verder weg dat kinderkoor
betrekkelijk voornaamwoord
het kinderkoor dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun kinderkoor
onbepaald voornaamwoord
elk kinderkoor
buigings-e
het grote kinderkoor, een groot kinderkoor