Lidwoord voor landklimaat
1
het landklimaat o
aanwijzend voornaamwoord
dit landklimaat, dat landklimaat
dichtbij dit landklimaat
verder weg dat landklimaat
betrekkelijk voornaamwoord
het landklimaat dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun landklimaat
onbepaald voornaamwoord
elk landklimaat
buigings-e
het grote landklimaat, een groot landklimaat