Lidwoord voor lunapark
1
het lunapark o
aanwijzend voornaamwoord
dit lunapark, dat lunapark
dichtbij dit lunapark
verder weg dat lunapark
betrekkelijk voornaamwoord
het lunapark dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun lunapark
onbepaald voornaamwoord
elk lunapark
buigings-e
het grote lunapark, een groot lunapark