Lidwoord voor missaal
1
het missaal o
aanwijzend voornaamwoord
dit missaal, dat missaal
dichtbij dit missaal
verder weg dat missaal
betrekkelijk voornaamwoord
het missaal dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun missaal
onbepaald voornaamwoord
elk missaal
buigings-e
het grote missaal, een groot missaal