Lidwoord voor nieuwtje
1
het nieuwtje o
aanwijzend voornaamwoord
dit nieuwtje, dat nieuwtje
dichtbij dit nieuwtje
verder weg dat nieuwtje
betrekkelijk voornaamwoord
het nieuwtje dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun nieuwtje
onbepaald voornaamwoord
elk nieuwtje
buigings-e
het grote nieuwtje, een groot nieuwtje