Lidwoord voor noodklok
1
de noodklok v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze noodklok, die noodklok
dichtbij deze noodklok
verder weg die noodklok
betrekkelijk voornaamwoord
de noodklok die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun noodklok
onbepaald voornaamwoord
elke noodklok
buigings-e
de grote noodklok, een grote noodklok