Lidwoord voor noorderling

1

de noorderling m

aanwijzend voornaamwoord
deze noorderling, die noorderling

dichtbij deze noorderling

verder weg die noorderling

betrekkelijk voornaamwoord
de noorderling die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun noorderling
onbepaald voornaamwoord
elke noorderling
buigings-e
de grote noorderling, een grote noorderling

Woorden die lijken op noorderling