Lidwoord voor noorderzon
1
de noorderzon v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze noorderzon, die noorderzon
dichtbij deze noorderzon
verder weg die noorderzon
betrekkelijk voornaamwoord
de noorderzon die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun noorderzon
onbepaald voornaamwoord
elke noorderzon
buigings-e
de grote noorderzon, een grote noorderzon