Lidwoord voor polka
1
de polka v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze polka, die polka
dichtbij deze polka
verder weg die polka
betrekkelijk voornaamwoord
de polka die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun polka
onbepaald voornaamwoord
elke polka
buigings-e
de grote polka, een grote polka