Lidwoord voor raadsel
1
het raadsel o
aanwijzend voornaamwoord
dit raadsel, dat raadsel
dichtbij dit raadsel
verder weg dat raadsel
betrekkelijk voornaamwoord
het raadsel dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun raadsel
onbepaald voornaamwoord
elk raadsel
buigings-e
het grote raadsel, een groot raadsel