Lidwoord voor routeplanner
1
de routeplanner m
aanwijzend voornaamwoord
deze routeplanner, die routeplanner
dichtbij deze routeplanner
verder weg die routeplanner
betrekkelijk voornaamwoord
de routeplanner die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun routeplanner
onbepaald voornaamwoord
elke routeplanner
buigings-e
de grote routeplanner, een grote routeplanner