Lidwoord voor ruitenwisser
1
de ruitenwisser m
aanwijzend voornaamwoord
deze ruitenwisser, die ruitenwisser
dichtbij deze ruitenwisser
verder weg die ruitenwisser
betrekkelijk voornaamwoord
de ruitenwisser die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun ruitenwisser
onbepaald voornaamwoord
elke ruitenwisser
buigings-e
de grote ruitenwisser, een grote ruitenwisser