Lidwoord voor schimmenrijk
1
het schimmenrijk o
aanwijzend voornaamwoord
dit schimmenrijk, dat schimmenrijk
dichtbij dit schimmenrijk
verder weg dat schimmenrijk
betrekkelijk voornaamwoord
het schimmenrijk dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun schimmenrijk
onbepaald voornaamwoord
elk schimmenrijk
buigings-e
het grote schimmenrijk, een groot schimmenrijk