Lidwoord voor slag
1
de slag m
beurt, beweging, ervaring, geluid, gevecht, winding, zet
aanwijzend voornaamwoord
deze slag, die slag
dichtbij deze slag
verder weg die slag
betrekkelijk voornaamwoord
de slag die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun slag
onbepaald voornaamwoord
elke slag
buigings-e
de grote slag, een grote slag
2
het slag o
beetje, soort
aanwijzend voornaamwoord
dit slag, dat slag
dichtbij dit slag
verder weg dat slag
betrekkelijk voornaamwoord
het slag dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun slag
onbepaald voornaamwoord
elk slag
buigings-e
het grote slag, een groot slag