Lidwoord voor slang
1
de slang v(m)
buis, reptiel
aanwijzend voornaamwoord
deze slang, die slang
dichtbij deze slang
verder weg die slang
betrekkelijk voornaamwoord
de slang die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun slang
onbepaald voornaamwoord
elke slang
buigings-e
de grote slang, een grote slang
2
het slang o
jargon
aanwijzend voornaamwoord
dit slang, dat slang
dichtbij dit slang
verder weg dat slang
betrekkelijk voornaamwoord
het slang dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun slang
onbepaald voornaamwoord
elk slang
buigings-e
het grote slang, een groot slang