Lidwoord voor station
1
het station o
aanwijzend voornaamwoord
dit station, dat station
dichtbij dit station
verder weg dat station
betrekkelijk voornaamwoord
het station dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun station
onbepaald voornaamwoord
elk station
buigings-e
het grote station, een groot station