Lidwoord voor steentijd
1
de steentijd m
aanwijzend voornaamwoord
deze steentijd, die steentijd
dichtbij deze steentijd
verder weg die steentijd
betrekkelijk voornaamwoord
de steentijd die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun steentijd
onbepaald voornaamwoord
elke steentijd
buigings-e
de grote steentijd, een grote steentijd