Lidwoord voor tiend
1
het/de tiend o+m
aanwijzend voornaamwoord
dit tiend, dat tiend
dichtbij dit tiend
verder weg dat tiend
betrekkelijk voornaamwoord
het tiend dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun tiend
onbepaald voornaamwoord
elk tiend
buigings-e
het grote tiend, een groot tiend
aanwijzend voornaamwoord
deze tiend, die tiend
dichtbij deze tiend
verder weg die tiend
betrekkelijk voornaamwoord
de tiend die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun tiend
onbepaald voornaamwoord
elke tiend
buigings-e
de grote tiend, een grote tiend