Lidwoord voor vakantiedag
1
de vakantiedag m
aanwijzend voornaamwoord
deze vakantiedag, die vakantiedag
dichtbij deze vakantiedag
verder weg die vakantiedag
betrekkelijk voornaamwoord
de vakantiedag die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun vakantiedag
onbepaald voornaamwoord
elke vakantiedag
buigings-e
de grote vakantiedag, een grote vakantiedag