Lidwoord voor vakantiehulp
1
de vakantiehulp m/v
aanwijzend voornaamwoord
deze vakantiehulp, die vakantiehulp
dichtbij deze vakantiehulp
verder weg die vakantiehulp
betrekkelijk voornaamwoord
de vakantiehulp die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun vakantiehulp
onbepaald voornaamwoord
elke vakantiehulp
buigings-e
de grote vakantiehulp, een grote vakantiehulp