Lidwoord voor vliegverkeer
1
het vliegverkeer o
aanwijzend voornaamwoord
dit vliegverkeer, dat vliegverkeer
dichtbij dit vliegverkeer
verder weg dat vliegverkeer
betrekkelijk voornaamwoord
het vliegverkeer dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun vliegverkeer
onbepaald voornaamwoord
elk vliegverkeer
buigings-e
het grote vliegverkeer, een groot vliegverkeer