Lidwoord voor witz

1

de witz m

aanwijzend voornaamwoord
deze witz, die witz

dichtbij deze witz

verder weg die witz

betrekkelijk voornaamwoord
de witz die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun witz
onbepaald voornaamwoord
elke witz
buigings-e
de grote witz, een grote witz

Woorden die lijken op witz