Lidwoord voor woon-werkverkeer

1

het woon-werkverkeer o

aanwijzend voornaamwoord
dit woon-werkverkeer, dat woon-werkverkeer

dichtbij dit woon-werkverkeer

verder weg dat woon-werkverkeer

betrekkelijk voornaamwoord
het woon-werkverkeer dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun woon-werkverkeer
onbepaald voornaamwoord
elk woon-werkverkeer
buigings-e
het grote woon-werkverkeer, een groot woon-werkverkeer