Lidwoord voor zestigplusser
1
de zestigplusser m
aanwijzend voornaamwoord
deze zestigplusser, die zestigplusser
dichtbij deze zestigplusser
verder weg die zestigplusser
betrekkelijk voornaamwoord
de zestigplusser die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun zestigplusser
onbepaald voornaamwoord
elke zestigplusser
buigings-e
de grote zestigplusser, een grote zestigplusser