Lidwoord voor zoetwatervis
1
de zoetwatervis m
aanwijzend voornaamwoord
deze zoetwatervis, die zoetwatervis
dichtbij deze zoetwatervis
verder weg die zoetwatervis
betrekkelijk voornaamwoord
de zoetwatervis die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun zoetwatervis
onbepaald voornaamwoord
elke zoetwatervis
buigings-e
de grote zoetwatervis, een grote zoetwatervis