Lidwoord voor zoetzuur
1
het zoetzuur o
aanwijzend voornaamwoord
dit zoetzuur, dat zoetzuur
dichtbij dit zoetzuur
verder weg dat zoetzuur
betrekkelijk voornaamwoord
het zoetzuur dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun zoetzuur
onbepaald voornaamwoord
elk zoetzuur
buigings-e
het grote zoetzuur, een groot zoetzuur