Lidwoord voor zondagsschool
1
de zondagsschool v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze zondagsschool, die zondagsschool
dichtbij deze zondagsschool
verder weg die zondagsschool
betrekkelijk voornaamwoord
de zondagsschool die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun zondagsschool
onbepaald voornaamwoord
elke zondagsschool
buigings-e
de grote zondagsschool, een grote zondagsschool