Lidwoord voor zwemles
1
de zwemles v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze zwemles, die zwemles
dichtbij deze zwemles
verder weg die zwemles
betrekkelijk voornaamwoord
de zwemles die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun zwemles
onbepaald voornaamwoord
elke zwemles
buigings-e
de grote zwemles, een grote zwemles