Lidwoord voor gezondheidsleer
1
de gezondheidsleer v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze gezondheidsleer, die gezondheidsleer
dichtbij deze gezondheidsleer
verder weg die gezondheidsleer
betrekkelijk voornaamwoord
de gezondheidsleer die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun gezondheidsleer
onbepaald voornaamwoord
elke gezondheidsleer
buigings-e
de grote gezondheidsleer, een grote gezondheidsleer