Lidwoord voor gezondheidsattest
1
het gezondheidsattest o
aanwijzend voornaamwoord
dit gezondheidsattest, dat gezondheidsattest
dichtbij dit gezondheidsattest
verder weg dat gezondheidsattest
betrekkelijk voornaamwoord
het gezondheidsattest dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun gezondheidsattest
onbepaald voornaamwoord
elk gezondheidsattest
buigings-e
het grote gezondheidsattest, een groot gezondheidsattest